Fragment 8

        Het Santiago virus.

 

In mijn jonge jaren was pelgrimeren naar Santiago de Compostela volkomen “uit”.  Net zoals motorrijden.  Mijn vader reed motor, totdat hij financieel in staat was een auto te kopen, ook al was het dan een lelijk Eendje (één van de eersten in Nederland). Als hij mijn zussen destijds naar de nonnenkostschool in Etten ging brengen hing de achterbumper enkele centimeters boven de grond. We hebben het hier over de vijftiger jaren. In andere gevallen was mijn plekje achter inde de “kofferruimte”, waar ik regelmatig al slapend moest worden uitgehaald. Wie een Eendje uit die tijd kent weet dat de kofferruimte gewoon een stukje auto was achter de achterbank. Je kon je hoofd omhoogsteken en dan had je weer oogcontact met de anderen in deze wonderbaarlijke creatie.

 

Ik hoorde begin 1980 voor het eerst iets over “te voet naar Santiago”. Ouders van een Vrije Schoolkleuter waren te voet vertrokken met medeneming van hun kleuter in een karretje (dat wel). Ik heb deze mensen nooit persoonlijk gesproken, maar ik zal ze ongetwijfeld wel gerangschikt hebben in de categorie  “alternatief”. Nu had en heb je er die op de Vrije Scholen wel meer.

 

Het boek van Hans Annink "Een late pelgrim op de Melkweg. Een retourtje Enschede-Santiago de Compostela 5500 km te voet",Voorhoeve Den Haag 1980, Kok Kampen heb ik gelezen ergens eind jaren tachtig. De eerste druk, die nog net niet in het magazijn van de Groningse Openbare Bibliotheek terecht was gekomen. Hoe ik dit zo zeker weet? Heel eenvoudig. In die tijd zocht ik mijn boeken in de bieb uit door langs de boekenrijen te lopen; wat onderaan stond kwam nooit aan bod. Laat staan een boek dat in het magazijn stond. “Voor de grote golf uit die de laatste 15 jaar door Noord-Spanje spoelt, liep deze Nederlandse pelgrim vanuit Enschedé naar Santiago en weer terug. In eigen beleving dus wel een late pelgrim, maar gezien wat er zou volgen een vroege voorganger en alleen daarom al lezenswaard. Maar zijn eenzame ervaringen op de camino francés zijn écht verleden tijd.”

 http://compostela.nl/index.php?option=com_content&task=view&id=27&Itemid=42. 

Hans Annink liep in 1977 – 1978. Hij was toen echt nog een éénling en hij behoort zonder meer tot de categorie: bijzondere mensen. Intoetsen van de naam “hansannink”  bij Google leert dat zijn emailadres is: hansannink@hotmail.com, dat hij op 3 april 2004 een bericht plaatste op het digitale gastenboek van Huub Kortekaas (http://www.huubkortekaas.nl/html/nl/gastenboek/nl_gastenboek.cfm) (deze link lijkt niet meer te werken -mei 2009) en dat hij op zoek is naar zijn “ancestors from Odessa” en dat hij nu 64 jaar is.  Ja, ja. Internet en privacy.

Inmiddels (Mei 2009) zag ik ook een uitgebreid artikel over hem in Trouw.

http://www.trouwcommunities.nl/religie-filosofie/interactief/religieuze-belevenissen/19/3032.html 

 "Sinds mei 1988 heb ik dagelijks contact met zes zielsgenoten aan gene zijde – twee vrouwen en vier mannen uit verschillende tijden en culturen" aldus Hans Annink.

Een boeiend boek, boordevol ontberingen en met prachtige primitieve zwart-wit foto’s. Ontroerend. In 1993 verscheen overigens nog een tweede druk. Alleen nog maar tweedehands te verkrijgen (of met een beetje geluk ook weer in één der magazijnen van onze bibliotheken).

 

Vervolgens kwam ik een tweede boek over hetzelfde onderwerp tegen. Dit is nog steeds één van mijn favorieten. Dit boek begint met een hilarische gebeurtenis, die ik u niet wil onthouden.

Het boek is in het Duits geschreven, maar dat is voor Nederlanders geen enkel bezwaar, gezien de geregeld terugkerende  openingszinnen op de Camino.

 

“Von wo kommen Sie?” “Ach, aus Holland! Ich war da mal!” Denk ik natuurlijk direct: 1940 -45  “ Können wir mal Deutsch reden!” “Wieso???” Ja, hoezo of was het hoezee!

 

Een ijzersterke opening van het boek en enkele kleurenfoto’s van een appetijtelijke vrouw.

 

Ik citeer, in het Duits, met in de voetnoot een vertaling. (Nu nog niet opgenomen) .  Immers: Uit een recensie op internet van het reeds eerder door mij genoemde boek van Herman Vuijsje citeer ik; “Een eerste opmerking die ik wil maken betreft een kennelijke verwachting die de schrijver heeft ten aanzien van de lezer. Vuijsje is in zijn jeugd door Zuid-Amerika getrokken en spreekt een behoorlijk mondje Spaans. Blijkbaar is hij het Frans ook niet vreemd, want zinnen in beide talen blijven regelmatig onvertaald. Met enige moeite is er wel achter de betekenis te komen, vaak, maar voor iemand die de talen niet spreekt kan het behoorlijk vervelend zijn om steeds te worden geconfronteerd met dergelijke zinnen en uitdrukkingen.” SIC.....

 

Mij valt altijd weer op dat Engels in de door mij al jaren gelezen krant niet vertaald wordt maar zodra het Duits, Frans Spaans of Italiaans is dan wordt zelfs rechtstreeks in het Nederlands geciteerd. Het enige wat ze daar doen is de Engelse woorden schuin afdrukken. Waarschijnlijk om te voorkomen dat we zouden denken dat hier sprake is van onze moederstaal.

 

Maar nu echt naar het citaat!

 

“Der Küster kommt gegen sieben Uhr morgens. Er betritt polternd die Kirche, stellt sich in die Mitte der Haupthalle und stößt plötzlich in alle vier Eckken Schreie aus. Ich sitze oben auf der Empore, unter der Orgel, und erschrecke sehr, glaube ich doch, daß er damit seinen A”rger über mein Eindringen in die Kirche kundtut. Was würde er als nächstes machen, nachdem er bereits so gewaltig gestampft und gebrüllt hat? Mich die Treppe hinabstoßen, an den Haaren zur Kirchentür zerren und hinauswerfen? Doch welche Ueberraschung, der Mann schaut überhaupt nicht zu mir herauf. Er geht zum Altar, kniet nieder und betet. Offenbar hat er andere ungebetene Gäste mit seinem Schreiritual vertreiben wollen. Trotzdem fühle ich mich sehr unbehaglich. Nach dem Gebet hat der Küster vielerlei zu tun. Ich warte und warte, zuerst geduldig, dann immer dringlicher, denn meine Blase drückt unangenehm, und auch im Bauch rumort es mächtig. Der Mann ist nun in einem Nebenraum, aber ich höre ihn deutlich herumwirtschaften, und sicher würde er mich auch hören, wenn ich die knarrende Holztreppe hinabsteige. Doch ich muß raus!

Der Küster ist mir gänzlich egal. Ich setze den Rucksack auf und – da hat er mich schon bemerkt. Flink hastet der alte Mann die schmale treppe empor. Schon steht er vor mir, ein hageren, leicht gebeugter Mann mit grauen Schläfen und buschigen, schwarzen Augenbrauen, unter denen mich seine dunklen Augen unwirsch mustern. Ein Schwall französchiser Worte prasselt auf mich nieder. Wahrscheinlich glaubt er, ich sei eine Streunerin, die die Kriche veruntreinige. Ich kann nur drei Wörter auf französisch: merci, merde, je t’aime, aber damit werde ich mich wohl kaum verständlich machen können.

“Yo voy a Santuiago de Compostela. Soy una pilgrina. Ich gehe nach Santiago de Compostela. Ich bin eine Pilgerin” sage ich auf spanisch, das ich ganz gut beherrsche, in der Hoffnung, er werde wegen der verwandschaft der beiden Sprachen wenigstens den Sinn verstehen. Und dann zähle ich ihm die Hauptstationen meiner reise auf: “St. Jean-Pied- de-Port, Roncesvalles, Pamplona, Logro¬no, Burgos, Fromista, Leon, Astorga, El Cebreiro, Samos, Puertomarin” und nach tiefem Durchatmen und mit meinem strahlendsten Lächeln: “Santiago de Compostela”. Er schaut mich verblüfft an, zuerst ratlos, doch dan huscht ein Verstehen über das strenge Gesicht. Er tritt zur Seite, gibt mir den Weg nach unten frei und – habe ich mich getäuscht oder hat er sich sogar leicht verbeugt vor einer Pilgerin, die allein zu Fuß nach Santiago de Compostela wandert, wie in früherer Zeit Miliionen Menschen aus ganz Europa?

 

Vervolgens beschrijft Carmen Rohrbach hoe zij thuis haar rugzak gepakt heeft en “losgegangen” is. Min of meer halsoverkop, het leven thuis meer dan beu en toe aan rust en ruimte. Weg van de mensen om zich heen. Juist daarom bleef zij, na aankomst met de trein in St. Jean Pied de Port, niet in daar aanwezige refuges, maar ging s’avonds (na het ophalen van haar pelgrimspaspoort) meteen op stap.

Ze vervolgt: Es begann bereits dunkel zu werden. Da erblickte ich am Ortsrand eine Kirche. Ich drückte sachte die Klinke hinunter – mein herz hüpfte vor Freude- offen! Ein warmer stiller Raum. Ich füllte mich sofort geborgen und aufgenommen, als wäre ich hier zu hause und lief die Treppe zur Orgel empor. Schöne glatte Holzdielen, Platz genüg für meine Matte und den Schlalfsack. Ich hatte gerade den Rücksack abgesetzt und den Regenponcho zum Trocknen ausgebreitet, da hörte ich ein lautes Knacken, und ein Schlüssel drehte sich knirschend im Schloß – eingeschlossen! Oh! Und ich hätte doch noch mal hinausgemußt! Vorsichtig schlich ich zur Tür, drückte behutsam die Klinken ieder – tatsächlich! Sie war zu! ..........

Gegen sieben Uhr kam der Küster und schloß die Tür auf.
Carmen Rorhbach. Jacobsweg – Wandern auf dem Himmelspfad. 1991, Frederking & Thaler GmbH, München.

Het is Duits én daardoor ook wel heel uitvoerig. Of is dit een vooroordeel?

Ik lees juist een zeer krenkende recensie....

Das, was Wegner ausspart, das Leiden an den Fernstraßen, das Schwelgen in Flora, Fauna und Dörflichkeit, bietet Carmen Rohrbach („Jakobsweg — Wandern auf dem Himmelspfad"; Frederking & Thaler, München 1991; 39,80 DM) reichlich. Daß sie Gerda und Atze und Tommaso und allen anderen, die sich auf dem Sankt-Jakobs-Pfad selber finden wollten, mitteilt, was ihr nächtens in Ruinen träumte, daß die studierte Biologin eine schwere Kindheit in der DDR samt großem Freiheitsdrang hatte und alle kranken, schwachen und halbflüggen Tierkinder in die Hand nehmen muß, wer wird es ihr verdenken? Aber warum das alles aufschreiben? Ich-Sucht, Oberflächlichkeit und Geschwätz verdecken das wenige Mitteilenswerte — ein schlechtes Beispiel für die Masche mit der „Reise-Abenteuer-Literatur". Erlebnisse muß man nicht nur haben, sondern auch beschreiben können, wenn ein Buch daraus werden soll.

Tobias Gohlis

www.zeit.de/1992/18/Wandern-auf-dem-Jakobsweg

 Zo kan die wel weer!!

In de loop der jaren volgden vele boeken over de Camino ofwel de Chemin de Compostelle. Veel boeken komen het niveau van het vermelden van de aangedane plaatsen, de afgelegde kilometers en de weersomstandigheden niet te boven. Over seks op de pelgrimstocht heb ik tot nu toe nooit gelezen, terwijl ik toch al heel wat verliefde stelletjes heb zien aankomen in Santiago. Maar wij, calvinistische Nederlanders, vinden het schijnbaar veel meer het vermelden waard dat de als stel uit Nederland vertrokken pelgrims ook na het bereiken van het einddoel nog steeds bij elkaar zijn.

Overigens ook over geldzaken doen de meeste auteurs het er het zwijgen toe. 

Ik kocht afgelopen tocht nog een boek. Wijs geworden noteerde ik de titel en uitgever in mijn dagboekje op het moment dat ik het boek in een gite d’etappe onder ogen kreeg. Ik kocht het vervolgens bij de FNAC in Parijs, waarna ik het rustig in de Thalys richting huis kon bekijken.

De teksten zijn hemeltergend. Ik geef U enkele voorbeelden, voor uw gemak maar direct vanuit het Frans vertaald.

 

Na het ontbijt gaan we om half acht op weg. De zon komt op over de nevelige vallei. Beetje bij beetje dalen we af. Aangekomen in ESPEYRAC is de nevel geheel verdwenen.....

We lopen gedurende een uur samen totdat Nathalie haar sandalen weer aandoet......Vervolgens beginnen we aan de moeilijke afdaling naar CONQUES. .....Om half vijf komen we aan bij de abdij SAINTE FOYE.

 

Een andere dag: we ontbijten en verlaten de gite om 7 uur voor een kleine etappe van 16 kilometer naar PAMPLONA, waar we om half elf aankomen.

 

 

Ik overdrijf natuurlijk een beetje; tussendoor vertelt de auteur uitvoerig over de blaren op de voeten van zijn vriendin. Er worden heel wat zinnen gewijd aan de “deskundige” verzorging hiervan.

 

U zult zich ongetwijfeld afvragen waarom ik dan zo’n boek koop. Het antwoord is niet moeilijk als je het boek werkelijk ziet. De auteur mag in mijn ogen dan wel  een verdomd slecht schrijver zijn, maar hij is wel degelijk iemand die “weet te tekenen”. Prachtige tekeningen en aquarellen maken het boek een lust voor het oog. Wanneer je dan dag voor dag de route kunt volgen, dankzij die miserabele teksten, dan krijg je prachtige aanvullingen op de beelden, die jezelf als pelgrim in je geheugen hebt geprent.

 

Overigens vond ik het ook wel leuk om te lezen dat niet alleen ik soms bekaf en totaal versleten ergens s’avonds aankwam! Wat dat betreft wond hij er ook geen doekjes om. Ook hier een recht toe, recht aan, niets verhullend taalgebruik.

 

Voor de volledigheid vermeld ik nog even de titel: Carnets de Saint-Jacques de Compostelle.Auteur:Francois Dermaut. Uitgeverij Glénat. 2003. Bijgaand een link zodat U de omslag eens kunt bekijken: www.glenatbd.com/bd/carnets-de-saint-jacques-de-compostelle-9782723439657.htm

Voor Uw gemak komt hier de foto van de voorkant van het boek.

Tot zover de literaire Caminovirusaanval. En dan komt de tijd dat je bijna-ex  tegen je zegt: je doet niets anders dan boeken over Santiago lezen. Als ik jou was zou ik er maar eens heen gaan lopen.

"Maar tussen droom en werkelijkheid staan wetten in de weg
en praktische bezwaren
en ook weemoedigheid die niemand kan verklaren
en die des avonds komt wanneer men slapen gaat."

 

Willem Elsschot, Vlaams schrijver
(ps. van Alfons de Ridder) (1882-1960)

 

Dat denk je dan. Eén van die praktisch bezwaren is dat je denkt dat je onmisbaar bent in je werk! Wat kan iemand toch ziende blind zijn! Toen ik in 1995 overspannen werd en me in “goed overleg” ziek meldde voor een periode van ongeveer drie maanden –we zijn het meest gebaat bij een gezonde Hans Vermaat, zo sprak met een hete aardappel in zijn keel de voorzitter van de stichting waarbij ik werkte – was drie maanden later de boodschap: de organisatie en U passen niet langer bij elkaar. Het is tijd om afscheid te nemen. De voorzitter liet overigens deze boodschap keurig mondeling overbrengen door enkele andere bestuursleden (Zo’n voorzitter dus. Dit soort mensen ziet altijd weer kans om in hun werksituatie naar boven weggepromoveerd te worden en overal als voorzitter op te treden, waar ze dan de ene bok na de andere schieten, waar anderen dan altijd weer de dupe van zijn. Zo, dat was ik weer even kwijt!)

 

Uiteindelijk ging ik dan in mei 1999 op de veel belezen wandeling. Maar lezen in je luie stoel, met een sigaret en een borreltje binnen handbereik, onderscheidt zich enigszins van het sjouwen van een rugzak over een steile helling. « En quittant la route, petit chemin caillouteux, pentu, trës pentu....De la main gauche nous prenons appui sur le baton tandis que de la droite nous nous agrippons à la main courante en fer scellée dans la parois basaltique.......Une heure plus tard nous avons parcouru 1 km pour arriver a ESCLUZELS » (We verlaten de weg  om een smal paadje met stenen op te gaan. Stijl, heftig stijl. Met onze linkerhand steunen we op onze stok om met de rechterhand de stalen kabel vast te grijpen die aan de basaltblokken is bevestigd. Een uur later hebben we EEN kilometer afgelegd en komen we aan in ESCLUZELS )
Met dank aan Francois Dermaut  (genoemde op een eerdere pagina; ik had u gewaarschuwd.) Ook de reisgids sprak van een zeer moeilijke stijging. Het zijn troostende woorden.


Lees verder als je wilt
of
ga terug naar de vorige bladzijde